Ontstaan Ontstaan
In het jaar 1275 wordt voor het eerst in de geschiedenis van Wilnis/Oudhuijzen over een kerk gerept, namelijk op een lijst met geheven inkomsten van parochies wordt de naam Loef van Houthusen genoemd. Uit deze naam Houthusen (houten huizen) is de naam Oudhuizen (tegenwoordig ook Oudhuijzen genoemd) voortgekomen. De kerk, ook de huidige Nederlands Hervormde kerk, stond op grondgebied van Oudhuijzen. In 1857 zijn de gemeenten Oudhuijzen en Wilnis samengevoegd en verdwijnt de gemeentelijke naam Oudhuijzen.

Omstreeks 1563 wordt er een stenen kerk gebouwd. Of er voor die tijd al sprake was van een stenen kerk is niet bekend, maar wel waarschijnlijk. Deze kerk heeft dan nog een Rooms Katholiek karakter. Het jaar 1563 is gebaseerd op de woorden uit de inwijdingspreek van dominee Henricus Hendricxen bij de ingebruikneming van de nieuwe kerk in 1742.


Tekening van de kerk in 1724 met daarom heen een deel van het dorp.

Kennelijk wordt de kerk in 1563, of althans de toren, niet zo stevig gefundeerd, want in 1611 valt de toren om, gelukkig van de kerk af, zodat volstaan kon worden met het bouwen van een nieuwe toren die in 1613 gereed komt. In het dorp Oudhuijzen en de kern van Wilnis was dit een gebeurtenis van belang. Het opschrift van enkele stenen getuigt daarvan. Een van deze stenen is verloren gegaan en de behouden steen is in de muur van de toren aangebracht. Wel is de tekst van de verloren gegane steen bekend. Het opschrift van beide stenen luidde:

Den 20 junius 1611 Door Godts macht sterck
Een 't fondament swack
Van deze kerck,
Den tooren afbrack.

Den 26 Augusti 1612 begonnen.
Sij  is gebouwet fris,
Op 't fondament goet;
Want elcke pael is,
Twee en veertig voet. 

Den 16 September 1612
AI van Renesse,
Jonckheer Adraen Cleen,
Die heeft expresse,
Gelijt den eerste steen.

Den 16 November 1613,
Door vereering met slecht,
Van EH. Staaten en Buuren,
Is weder opgerecht
Dees toorens mueren.


Ter toelichting op het derde rijmpje zij vermeld, dat bij de kerkbouw in 1611/1612 dit nog van overheidswege werd geregeld. Bij kerkbouw of grote restauraties betaalde een ieder mee, ongeacht de gezindte (De scheiding van kerk en staat gebeurde namelijk pas bij het intreden van de Bataafse republiek in 1795). Johan van Renesse van der Aa was in die tijd de proost van St.Jan en derhalve de hoogste bestuurder.

Het vierde versje laat zien, dat de bouw geschied is op last (of misschien ook op gedeeltelijke kosten) van de Edele Hoge Heren Staten van Utrecht. Buuren slaat op de bijdragen die van de burgers worden geheven.

Ruim 100 jaar later is het weer mis met de kerk en wordt deze wegens bouwvalligheid gesloopt om plaats te maken voor een nieuwe kerk. In 1739 wordt de eerste steen gelegd door Cornelis Jacobus Matheus, zoon van dominee Henricus Hendrixcen. In 1742 kan deze dominee de inwijdingspreek houden. De steen die op dit gebeuren betrekking heeft is ingemetseld in de huidige consistoriekamer.
terug