|
Zodat we nooit zullen vergeten...
Zodat we nooit zullen vergeten...
Hij zat rustig op een bank en keek over de gracht naar een Amsterdams pand. Toen ik hem passeerde, bleef ik even staan, waarna hij zich naar mij toe draaide en uitnodigend met zijn hand op de bank sloeg. Een uitnodiging, die ik niet kon afslaan.
Ik ging zwijgend naast hem zitten. Een tijdje keken we beiden naar de overkant van de gracht.
‘Daar heb ik gewoond als kind,’ doorbrak hij de stilte. ‘Rechtboomsloot 16. Derde etage.’
Onbewust keek ik naar het pand. Gezien de man zijn oudere leeftijd, moet het pand in de loop der jaren een ware metamorfose zijn ondergaan, want het had nu kunststof raamkozijnen terwijl de benedendeur een moderne uitstraling had en de stenen muur was opgeknapt. Zelfs de voegen zagen er spic en span uit.
‘Ik ben Joods,’ zei hij onnodig want het keppeltje op zijn achterhoofd had mij dat al duidelijk gemaakt. ‘En jij?’ ‘ oh, Katholiek.’
‘We woonden daar met zijn allen,’ wees hij naar de overkant. ‘Ikzelf, Sally, Job, Rivka, Zelda en mijn vader en moeder. Mijn oma woonde op de tweede etage samen met een oudere zus van haar.’
Plotseling zweeg hij. Hij pakte een grote zakdoek en veegde een traan weg.
‘Dood. Allemaal dood, meneer. Vermoord in de oorlog.’
Weer zweeg hij een tijdje en snoot daarna hard zijn neus.
‘Ik zit hier altijd op Bevrijdingsdag. Dan denk ik aan mijn lieve familie. Waar we gewoond hebben. Waar ik heb gespeeld met mijn vriendjes en waar ik ben grootgebracht. Niet op 4 mei want dan huil ik de hele dag. Gek hé?’
‘Tja…’ zei ik slechts. Ik kon niks anders zeggen want ik had geen idee hoe groot het verdriet van die oude man was.
‘Weet u,’ zei hij ineens. ‘Als we allemaal struikelsteentjes voor de mensen neerleggen die hier in de buurt zijn afgevoerd en niet meer zijn teruggekomen, dan was de halve Rechtboomsloot van koper geweest. Stel je voor. Een grote, glimmende straat.’
Hij kreeg waarachtig een glimlach om zijn mond en schudde met zijn hoofd om het idee zo snel mogelijk uit zijn hoofd te zetten.
Toen een meeuw langs ons vloog, sloegen we de vogel onbewust gade.
‘Die hebben altijd vrijheid,’ zei hij wijzend naar de meeuw.
Ineens draaide hij zich half naar mij om en vertelde dat Job, Sally en zijn ouders waren vergast in Auschwitz.
‘Mijn oma en haar oudere zus zijn gestorven tijdens het transport. We zaten met meer dan tachtig mensen in een goederenwagon. Als ik…’
Ineens zweeg hij weer, pakte zijn zakdoek en snoot zijn neus weer krachtig. Toen hij de zakdoek had opgeborgen, stak hij weer van wal.
‘De geur van al die stinkende mensen en dat gedreun van die rails, daar word ik nog iedere dag mee geconfronteerd. Het zit voor altijd in mijn hoofd. Het gegil en het gehuil van al die mensen, die de dood in zijn gejaagd… het gaat nooit meer weg.’
Hij lag zijn hand op mijn knie en knikte ineens bemoedigend. Alsof hij me moed in ging praten.
‘Wees maar blij dat u de oorlog niet hebt meegemaakt. Mijn arme Zelda en Rivka werden gebruikt voor medische onderzoeken. Kent u de praktijken van Josef Mengele?’
Ik knikte. De gruwelpraktijken waren mij ooit eens ter oren gekomen.
‘Ik vermoei u, zie ik,’ verontschuldigde hij zich.
‘Nee,’ zei ik beslist. ‘Maar ik kan ook niet zeggen dat ik graag die gruwelijke verhalen aanhoor. Ik vind het verschrikkelijk.’
‘Klopt’, zei hij. ‘Oorlog is verschrikkelijk. Het haalt het slechtste in de mens naar boven. Daarom zit ik hier en nodig iedereen uit, die mij passeert. Dan vertel ik over Sally, Job en mijn twee jonge zusjes, die ik niet meer heb. Weet u, ik ben helemaal alleen overgebleven van mijn hele familie. Iedereen is vermoord. Meer dan drieënveertig familieleden. Neven, nichten, ooms, tantes…. Iedereen is weg.’
Hij pakte zijn zakdoek weer en droogde voor de zoveelste keer zijn tranen.
‘Wil u wat voor mij doen, meneer?’ vroeg hij toen ik aanstalten maakte om weg te gaan.
‘Jazeker,’ zei ik meelijwekkend terwijl ik mijn hand op zijn schouder liet rusten.
‘Wilt u dit verhaal doorvertellen zodat we nooit zullen vergeten wat er is gebeurd? Om willen van mijn oma, mijn ouders, Sally, Job, Rivka en Zelda. Wilt u dat?’
‘Dat doe ik,’ zei ik vastberaden, ‘ik zet het op social media zodat iedereen dit verhaal kan delen.’
Hij lichtte zijn keppeltje een stukje op, bedankte me en keek weer naar de overkant van de gracht.
| ||
| terug | ||
img_kerkzegel_groot.gif)

15-12-2025
torenklein__img6338.jpg)
Solitudo.png)

Wereld.jpg)