Nieuwe kerk Nieuwe kerk
Om kosten te sparen zijn door gemeenteleden duizenden stenen van de oude kerk afgebikt en schoongemaakt en vervolgens weer gebruikt voor de fundering en de steunmuur ten behoeve van de dwarsliggers. Op 21 december 1877 is de nieuwe kerk weer in gebruik genomen. De toren kwam het jaar daarop gereed. Net als bij de vorige kerken is er onder de toren een grote kelder. Deze wordt niet gebruikt als gevangenis - daarvoor werd een aparte 'Nor' gebouwd - maar om het regenwater van het kerkdak op te vangen. Als in een droge zomer de regenputten bij de woningen in het dorp en de boerderijen opgedroogd waren, kon men voor 1 cent per emmer water kopen van de kerk. De bewoners van de diaconiehuisjes naast de kerk, die er overigens nu nog staan, moesten daarvoor zorgdragen. Deze diaconiehuisjes komen al op een kaart van 1813 van C.Jonker voor.

De geschiedenis van de Hervormde gemeente van Wilnis kan kort samengevat in vier delen worden uiteengezet, namelijk:

A. Periode van circa 1200 tot 1586
Al het dorpsgebeuren vond plaats op en rond de kerkwerf, ook wel de Godsakker genoemd. Dit was het hoogst gelegen deel in de moerassige streken. Op dit hoogste deel bouwden de ontginners en geestelijkheid een kerk of kapel meestal van hout. Zoals hiervoor aangegeven is dit een associatie met de naam Oudhuijzen. Ook eerder werd aangegeven, dat de kerk op grondgebied van Oudhuijzen staat, Verder kan men afleiden uit bestaande gegevens, dat Oudhuijzen enige tijd eerder is ontgonnen dan het gebied van Wilnis. Halverwege de 16e eeuw kwam vanuit Duitsland-Zwitserland de Reformatie, aangeduid als de "Nije Leer', naar ons land. Er ontstond een godsdienstige en staatkundige vrijheidsstrijd die ook niet ongemerkt aan het toenmalige Oudhuijzen en Wilnis is voorbijgegaan.

B. Periode van 1586-1795
In het begin van deze periode ging de landsregering, de Staten van Utrecht, over naar de reformatorische leer en werden de kerkelijke goederen ten gunste van de gereformeerde erediensten genaast. De Reformatie werd dus van hogerhand opgelegd. In die eerste periode was het zo gesteld, dat er dus in Oudhuijzen een gereformeerde kerk was, maar er slechts weinig gereformeerden waren. Op het platteland van deze gemeenten ging de overgang naar de reformatorische leer heel anders dan elders.

Bij de eerste protestantse kerkvisitatie in 1588 bleek, dat pastoor Wicher Jansen zich hield aan de oude Rooms Katholieke leer en de eerste gereformeerden elders naar de kerk gingen. Op last van de Staten werd deze pastoor vervangen, echter ook weer door een pastoor, Wibold Belida, omdat er in die periode nog een groot tekort aan gereformeerde predikanten was. Deze pastoor had van de Staten echter bepaalde opdrachten die overeenkwamen met de nieuwe leer, uit te voeren. Tot 1598 diende deze Wibold de gemeente van Wilnis en Oudhuijzen, waarna de eerste hervormde predikant Henricus ten Brinck wordt aangesteld.

De eerste gereformeerde (Hervormde) predikant van Wilnis was dus Henricus ten Brinck. Hij komt als vluchteling (waarschijnlijk vanwege de leer) uit Antwerpen. Deze predikant heeft het in zijn ambtsperiode zeker niet gemakkelijk gehad. Omstreeks 1600 meldt hij dat zijn gehoor niet meer dan 30 tot 40 toehoorders betreft. Ook moest hij Vinkeveen bedienen. Tot 1772 was Wilnis de hoofdkerk en werd er bijvoorbeeld in Vinkeveen geen avondmaal gehouden. In dat jaar verzoeken de Vinkeveners aan de Staten om een eigen predikant te mogen aanstellen, welk verzoek wordt toegestaan.

In een verzoekschrift van de Kerk aan de Staten om ondersteuning van de hervorming, wordt een aantal redenen opgesomd, onder andere de onwilligheid van de overheid, het luiden van de klok over de dood, het tijdens de predikatie voor de preekstoel brengen van de doden, het misbruiken van de zondag voor markt, herbergen van drankgelegenheden en andere zoetigheden van huislieden.

Ook had de predikant de koster niet mee. Deze weigerde namelijk om als voorzanger op te treden en had nog vele andere 'stoutigheden'.

C. Periode van 1795-1888
Tot de datum van de Franse revolutie wordt gesproken over de Reformatie (de gereformeerde kerk). Na de Bataafse tijd en onder Koning Willem I wordt de aanduiding veranderd in Hervormde kerk en dit wordt uiteindelijk de staatskerk. Deze tijd kenmerkt zich door armoede die soms zelfs heel schrijnend is. Kennelijk was de grootste rijkdom van de vervening hier al gepasseerd of rijkdom was alleen nog weggelegd voor sommigen. Begin 1800 moesten de verveners een klein deel van het turfgeld aan de diaconie en overheid afstaan. Dit werden de 'oortjesgelden' genoemd, de heffing was namelijk 1 Oortje per roede geveende turf. Ook de as van de turf kon nog wat opbrengen voor de armen. De herbergen werden tevens in de inzameling van gaven betrokken. Daar stonden namelijk collectebussen.

D. Periode na de doleantie vanaf 1888
In de Hervormde kerk is het dan in het gehele land erg onrustig. Ook in Wilnis begint het verontruste deel te doleren en in het voorjaar van 1888 is de scheuring een feit. Dit deel van de kerkgemeenschap kiest tijdens een bijeenkomst in de christelijke school een nieuwe kerkeraad en wil zich als zodanig tijdens de eerstvolgende zondag in de kerk presenteren. Dit wordt echter verhinderd door de dienstdoende waarnemend predikant (in de eigen gemeente was toen een vacature) en de enige niet dolerende kerkvoogd. De vorming van de gereformeerde kerk was toen echter een feit.

Vervolgens is de ellende voor de Hervormde kerk nog niet voorbij. De nieuw benoemde predikant wordt binnen een jaar na zijn intrede geschorst, hetgeen weer voor vele kerkgangers een reden is om naar de gereformeerde kerk over te gaan.

Het in 1985 uitgegeven boek 'Van Wildernis tot Ronde Venen' gaat overigens uitgebreid in op de protestanten in Wilnis en biedt over dit onderwerp meer interessante informatie.


De Nederlands Hervormde kerk dertig jaar geleden.
terug