Toewijding aan God
Toewijding aan God
Naar aanleiding van een preek over Titus 2, betreffende de “gezonde leer”, moest ik denken aan situaties zoals die kunnen ontstaan bij een gesprek van het Christelijk Geloof met iemand die vanuit een heel ander standpunt redeneert. Centraal punt hierin is, zoals vanuit Titus wordt gevraagd: Hoe toegewijd ben je nu eigenlijk zelf? Want dat bepaalt in grote mate jouw antwoorden. Je vertelt onder andere dat er iedere zondag twee kerkdiensten zijn. “Wauw”, zegt de ander dan; “En ga je zelf dan ook twee keer? ” “Nou nee hoor”, is het antwoord, “Ik ga meestal maar een keer, of alleen als ik er behoefte aan heb. Soms is er ook een dominee waar ik niet zo gek van ben en dan blijf ik thuis”. Beseffen we met dit antwoord eigenlijk wel hoe dit overkomt bij de ander? De Indruk is nu dat je als gelovige Christen een wel zeer los verband met de kerk hebt. En bij de volgende vraag, of je wel eens anderen opzoekt, die ziek of eenzaam zijn, of in grote problemen zitten, kortom leef je mee met andere mensen? Als dan het antwoord is dat je je best doet maar dat je het heel druk hebt, maar dat er mensen tussen zijn die je niet zo leuk vind en bovendien zijn er gelukkig wel anderen die dat veel beter kunnen.. Dan ben ik bang dat je de wenkbrauwen van de ander nog wat verder omhoog ziet gaan. Vooruit, nog maar een vraag want de ander is blijkbaar toch wel geïnteresseerd en laat zich niet zo gauw ontmoedigen. “Wat betekent die Bijbel dan voor je en kun je er misschien een aantal teksten uit opnoemen die iets met je gedaan hebben, of ga je misschien naar een studiegroep?” Maar helaas, als het antwoord hierop ook erg dunnetjes is en dat je de studiegroepen maar saai vind, dan begint de vragensteller zich toch behoorlijk achter de oren te krabben en zich serieus af te vragen met welke bijzonder christelijk gemeentelid hij nu te maken heeft. Hij doet nog een keer een poging met de laatste vraag, want hij had ergens gehoord dat je in een kerk wel 10% van je inkomen moet afdragen: “Doe jij dat dan ook?” Maar helaas, je moet toegeven dat dat er niet inzit want je houdt nooit over. “Misschien als er aan het eind van de maand wat over is dan zou het wel kunnen” En nu begrijpt de vragensteller het echt niet meer. Vandaar de reactie: “Maar hoe herken ik dan een gelovige Christen? Je kijkt naar dezelfde TV programma’s, je leest dezelfde bladen als ik, je doet én laat dezelfde dingen als ik en over veel dingen hebben we precies dezelfde mening.. Maar waarom zou ik dan een christen moeten worden, want jij bent net als ik, toch?” En daar sta je dan. Met je mond vol tanden. Want inderdaad, wat ben je dan voor Christen als een ander er zo doorheen kan prikken. Je bent eigenlijk als diegene waarvan in vers 16 van Titus1 wordt gesproken: Je zegt dat je Hem kent maar in handel en wandel verloochen je het. Vandaar dat Paulus ook zo aandringt om de gezonde leer vast te houden (vs.1) En een voorbeeld van goede werken en werkelijk oprecht te zijn(vs.6) En zo staan er nog een aantal verwijzingen en vermaningen. Het mooie hierin is dat er geen enkele groep wordt overgeslagen, man of vrouw, jong of oud, allemaal worden ze in dit stukje aangespoord om.. Zout met smaak te zijn. Zodat de vragensteller hierboven proeft en voelt dat er meer achter steekt dan alleen maar naar een kerk gaan. En dat zijn of haar smaak aangenaam verrast wordt bij een gesprek met een van ons. En dat kan alleen maar als we onszelf hebben opengesteld voor de Heilige Geest en bidden, vragen, zoeken, smeken en dan ook doen wat Hij van ons wil. Dan mogen we gezegend zijn. Onder Zijn leiding! A. Visser | ||
terug | ||